Henk
Schuin kijkt hij vanuit de lijst de kamer in, genietend. Het is 2 maanden voor zijn dood. Blij en opgelucht, bijna net zo stralend als zijn dochter die net getrouwd is. In het gemeentehuis heeft hij zijn speech mogen houden, zoals hij gewend was te doen als “bijzonder” ambtenaar van de burgerlijke stand. Het was een mooi en helder verhaal, vrij stond hij daar. Alsof hij die morgen fris uit bed was gekomen, de avond daarvoor niet ellendig en beroerd. Alsof zijn hersenen de kracht nog hadden gehad typende vingers aan te sturen. Zelfs nog de concentratie hadden kunnen opbrengen om te lezen en het uitspreken te oefenen. Cary, zijn vrouw, niet had hoeven aanbieden te typen en het verhaal samen voor te lezen. Alsof hij niet doodziek was.
De morgen was begonnen zoals hij zich voelde. Donker van de regen. Toen de eerste zonnestralen voorzichtig ruimte vroegen veerde hij langzaam op. Het leek of zijn hersenen even werden vrijgemaakt om er weer te zijn. Eén dag nog. Zichzelf boven zijn ziekte uittillend, of getild worden. De dag die de mooiste dag voor zijn dochter moest zijn. Een dag om voluit vader te zijn, haar weg te geven en zichzelf te geven. Vader te zijn zoals hij gewend was. Zacht en mild. Opbeurend en troostend vanuit zijn geloof. “Als ik wakker word, had hij tegen hen gezegd voor de 2e operatie, dan zie ik witte figuren om mijn bed. Dat zijn verpleegkundigen of het zijn engelen.”
Die dag heeft hij een tien jaar lange weg achter zich van scans, operaties en behandelingen. Uitslagen die tegenvielen en dan weer meevielen. Epilepsie als gevolg van de bestraling. Een chemokuur die aansloeg. Twee jaar waarin de tumor wegbleef, genadetijd. Waarin hij weer volop kon werken, hardlopen, er voor zijn gezin zijn. Maar ook andere patiënten en nabestaanden steunde. Aan verpleegkundigen oncologie voorlichting gaf over patiënt zijn. Hij wilde betekenis geven aan zijn ziekte. “Ik heb kanker, maar de kanker heeft mij niet.”
De controles bleven. En de tumor kwam terug. Met hoop en tegelijk lood in de schoenen weer een chemokuur. Dan het resultaat wat tegenviel. Op zoek naar behandelmogelijkheden, geen tijd te verliezen. Naar Leuven uitgeweken voor immuuntherapie. Na de eerste injectie niet te houden hoofdpijn waardoor de therapie onderbroken moest worden. Dan die wonderlijke opleving tijdens de bruiloft.
Daarna ging Henk zo achteruit dat er niets meer restte dan het toeleven naar de dood. Tijdens de ziekenzalving werd er nog gebeden voor een wonder. Maar vooral voor vrede en die werd zichtbaar als een duif boven zijn hoofd. Die duif bleef hem vergezellen. Dankbaar was hij voor de extra jaren die hij al had gekregen. En zoals hij had gedaan in zijn leven, bleef hij ook nu anderen geven. Zonder woorden, verstild. De periodes van bewusteloosheid werden steeds langer, de heldere momenten steeds korter.
Voorheen bereikte hij als marathonloper vaak juichend
de finish.
De verloren zoon uit zijn lievelingsboek viel huilend
in de armen van zijn vader.
Henk haalde in alle rust de eindstreep, of werd hij gehaald?
Naar zijn eeuwige huis.
Genoeg gegeven, genoeg liefgehad.
Cary
Moedig stond Cary met schoonvader en de kinderen bij zijn bed. “Laten we een toast uitbrengen op jouw nieuwe leven.” Voor Henk haalde ze zijn lievelingsbier, Oudaen. Met z’n zevenen hieven ze het glas. Het leven vierend nu het nog kon. En tegelijk samen gelovend dat er meer is dan dit.
Een weg achter zich van spanning en hopen. Van opluchting en teleurstelling. Voluit genieten van alles wat nog meegemaakt kon worden.
Maar ook zijn kwetsbaarheid zien toenemen, zijn onzekerheid over eigen functioneren. Hem opgewekt de deur uit zien gaan voor een rondje hardlopen, even later gebeld kunnen worden. De schok van de kinderen als hij aan tafel een epileptische aanval krijgt.
Zelf geïrriteerd reageren als hij de verkeerde weg wijst in Barcelona terwijl ze zoekend achter het stuur zit. Even later beseffend dat hij het niet meer kan, geen ruimtelijk inzicht meer heeft. De waaromvragen wanneer de tumor toch weer terugkomt. De worsteling meevoelend van weer een chemo te moeten ondergaan. Onmacht wanneer er geen behandeling meer gevonden kan worden. Dan toch die veelbelovende therapie in Leuven. Als dat gestopt moet worden is er nog maar één ding dat telt, samen de bruiloft van hun dochter mee te mogen maken. Wat een geluk als dat lukt. Dan de afscheidtoast met z’n allen als hij nog helder is, zes weken voor zijn dood. Twijfel die toeslaat als Henk onverwacht zijn spraak verliest. “Heb ik wel genoeg besproken, heb ik je wel genoeg gehoord. Had ik maar geweten dat. “
Samen met haar zoon zorgt ze de laatste maanden voor hem. In huis de atmosfeer waarin niets meer gezegd hoeft te worden. Verdriet en vrede naast elkaar. Verbonden met mensen en God. De dood verbonden met het leven.
Na al die zorgen mocht hij gaan. Naar huis. Genoeg gezorgd, genoeg liefgehad.
En toch, een man die aanwezig blijft.
Foto's Cary + beeld: Rob Timmerman
http://www.timmermanfotografie.nl/